Recent liepen twee van mijn lopers een marathon.
De eindtijd was identiek: 2u58. Het gewicht waarop zij de marathon liepen was ook identiek: 72kg.
Maar het verschil in Vo2max (maximale aerobe capaciteit) tussen deze twee lopers bedraagt bijna 10 punten (ca. 63 ml/min/kg om 53 ml/min/kg). Hoe is dit nu te verklaren?
Hoewel veel lopers zich hoofdzakelijk bezighouden met verbeteren van hun Vo2max, is loopeconomie één van de belangrijkste factoren die loopprestaties bepaalt. Dit werd in 1980 al door onder andere Conley ingezien: zij (...) concluded that among highly trained and experienced runners of comparable ability and similar Vo2max, running economy accounts for a large and significant amount of the variation observed in performance (...).
Loopeconomie is kort gezegd de hoeveelheid energie die je gebruikt om een bepaalde afstand af te leggen. Het belang van loopeconomie wordt door Foster et al. mooi uitgedrukt: Effectively, in a group of individuals, all of whom have a high Vo2max and all of whom can sustain a high percentage of Vo2max for a long time, the winner is usually the most economical or efficient runner.
Als loopeconomie zo belangrijk is, hoe kunnen we dat dan verbeteren?
Plyometrie is één van de manieren om loopeconomie te verbeteren. Paavolanen et al. realiseerden 8% verbetering van de loopeconomie en 3% verbetering van de 5km-tijd (zonder verandering van Vo2max) met een 9 weken durend programma met 2x per week plyometrische oefeningen. Plyometrische oefeningen zijn bijvoorbeeld (touwtje) springen, bouding of jumping jacks. Tijdens een plyometrische oefening vindt een snelle excentrische beweging plaats, gevolgd door een explosieve concentrische beweging. De oefening stelt de actieve spiervezels in staat tot een strekreflex tijdens de stretch-shortening cycle.
Door plyometrische training wordt de kracht die de spieren tijdens deze stretch-shortening cycle kunnen leveren vergroot. Daarnaast wordt de overgang tussen spier-peesweefsel getraind: deze wordt stijver. Het is de stijfheid van dit weefsel dat in een grote mate verantwoordelijk is voor het opslaan en loslaten van elastische energie.
Deze systemen vragen geen hoger energieverbruik van het lichaam, terwijl je er wel sterker door wordt. Daarmee loop je dus efficiënter, je verbetert jouw loopeconomie en loop je gemakkelijker sneller.